Hoe recyclebaar is jouw apparatuur?
De levenscyclus van een product bestaat uit drie hoofdfasen: maken, gebruiken en afdanken. We streven naar een circulaire economie; dat betekent dus dat er bij afdanken zo min mogelijk uit de cyclus verloren moet gaan.
(Intro met abstracte beelden met daaronder een korte begintune.)
(In beeld verschijnt de tekst:
microlearnings
Duurzaamheid)
(Mevrouw Anda Counotte staat voor de camera in een verder lege kantoorruimte en begint een monoloog. Gedurende deze monoloog komt er af een toe een ondersteunende afbeelding in beeld.)
(In beeld verschijnt de tekst:
Anda Counotte
onderzoeker Green IT, Open Universiteit)
ANDA COUNOTTE: Hoe recyclebaar is jouw apparatuur eigenlijk? Want als we naar de product lifecycle kijken, dan zijn er eigenlijk drie hoofdfasen.
(In beeld verschijnt een afbeelding met de titel Product lifecycle: fasen – met een schematische weergave van fasen en bijbehorende stappen die in het verdere betoog worden toegelicht.)
Die bestaan uit maken, gebruiken en afdanken. Als je dan naar de fase maken kijkt, dan is er eerst het ontwerp: Hoe maak je het? Kun je het zo maken dat het uit elkaar gesloopt kan worden? Je kijkt naar de grondstofwinning. Je kijkt naar de productie: ga je het verpakken of hoe wordt het vervoerd? Je kijkt naar het inkoopproces. En dan heb je voor IT-hardware eisen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dan komt de grootste fase van IT-apparatuur, dat is de gebruiksfase. Dan gebruiken ze energie, papier en toner en ze hebben onderhoud nodig. En dan heb je het afdanken van IT-apparatuur. En dan kun je bij IT-hardware denken aan re-use, dat je bedrijfscomputers aan scholen geeft, recyclen, het terugwinnen van componenten, en uiteindelijk de schadelijke stoffen verwijderen
en uiteindelijk verbranden en storten. En in het volgende schema zie je dat heel duidelijk uitgebeeld.
(In beeld verschijnt een afbeelding met de titel Product lifecycle circulair – met een schema dat in het verdere betoog worden toegelicht.)
Dan staat het product rood in het midden. De producent is het blauw omkaderde gedeelte. Daar komt de grondstof binnen, die heeft een productieproces en die maakt een product. Vervolgens gaat het product naar de consument, dat is het groene vak. Die gebruikt het en dankt het af. En aan de linkerkant zie je dat al die stappen uitstoot opleveren - en aan de rechterkant zie je dat al die stappen
ook weer recyclemogelijkheden bieden. Dus wat afval is in het ene proces, kan weer dienen als grondstof voor het volgende proces. Je hebt nog de begrippen externe recycling, dat het naar een ander proces gaat of interne recycling, wanneer het gewoon binnenshuis wordt gebruikt binnen het bedrijf. En om daarbij aan te sluiten, is er door de Universiteit Utrecht het 10 R-model ontwikkeld.
(In beeld verschijnt een afbeelding met de titel Groen van IT: lifecycle en 10 R-model – met een schematische weergave van de 10 R-en die in het verdere betoog worden toegelicht.)
En eigenlijk is dat een piramide, van boven naar beneden. Het beste is refuse, dus voorkomen van gebruik. En iedere stap lager is één stapje minder goed voor het milieu. Maar probeer dus boven aan die keten te blijven zitten. En bij 'maken' kun je dus denken: Heb ik het wel nodig? Dus refuse. Dan reduce: maak het met minder grondstoffen, dus dematerialiseren. Redesign: bedenk het zo dat het weer uit elkaar gescheiden kan worden in componenten, zodat het circulair is. In de gebruiksfase kun je denken aan re-use: Je kunt het gebruiken voor dezelfde toepassing, dus een tweedehands product, refurbished. Je kunt ook denken aan repareren, dat je het niet weg hoeft te gooien. En in de afdankfase kun je denken aan refurbish, opknappen, remanufacture, een nieuw product van een tweedehands maken, re-purpose, het hergebruik voor een ander doel, recycle, dat is het verwerken
en hergebruik van de materialen, en recover, dat is het alleen terugwinnen van de energie die er in het product zit. Dan... Hoe kun je dan op de eigen werkplek energie besparen?
(In beeld verschijnt een afbeelding met de titel Energiebesparing werkplek: technologie + gedrag – met een schematische weergave van de samenhang tussen gebruikt materiaal, technologie en gedrag stappen die in het verdere betoog wordt toegelicht.)
En we hadden gezien dat dat door een combinatie van technologie en gedrag kan. En als je dan kijkt: wat heb je op je eigen werkplek voor spullen? Je hebt hardware. Technologisch kun je kiezen voor een laptop in plaats van een desktop. Je kunt instellingen voor energiegebruik optimaliseren. En bij gedrag kun je dus denken aan inkoop en je toestel uitzetten als je weggaat, dus in de slaapstand als je gaat lunchen of op het eind van de dag uit. Software kan energiezuiniger, besturingssystemen kunnen energiezuiniger. Netwerken kunnen energiezuiniger. Daar vindt ook nog heel veel onderzoek naar plaats. Bij data kun je denken aan storage in plaats van een server en aan een jaarlijkse clean-up day,
als je aan gedrag denkt. Bij een gebouw kun je denken aan smart-buildingtoepassingen, maar ook door gewoon zelf het licht uit te doen. Bij verbruiksgoederen, zoals papier, kun je denken aan een goed contentmanagementsysteem, zodat iedereen nog maar één keer de spullen hoeft op te slaan en het daar allemaal kan vinden en door niet te printen.
(Outro met abstracte beelden en korte eindtune.)
(In beeld verschijnt de tekst:
microlearnings
Duurzaamheid)
(Het laatste beeld bevat het logo van de Rijksoverheid met daaronder de tekst:
Deze microlearning is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de Leer- en Ontwikkelcampus (LOC) van UBR, de directie CIO Rijk van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BKZ) en de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO))